"Brahmacaraya betekent in Brahman leven. Het heeft niets met het celibaat te maken. Maar alles met liefde voelen voor het allerhoogste, het goddelijke." (Patanjali 2-38)
Het was een prachtige avond. En terwijl ik op mijn yogamatje de bujangasana deed, ontdekte ik op het plafond van de kerk engeltjes. "Die komen nog uit de Franse tijd en zijn dertig jaar geleden per ongeluk ontdekt onder drie lagen verf", verklaarde de koster mij later. Hij was trots op "zijn kerk" en het deed hem pijn dat nog maar zo weinig mensen dit als hun toevluchtsoord zagen. Om zich naar binnen te keren en zich te verbinden. Wij deden dat deze avond door yoga te beoefenen met elkaar.
"Wat heb ik toch met kerken?" vroeg ik me de volgende dag af. Tot mijn twaalfde had ik de katholieke kerk bezocht. Ik genoot van de verhalen, het gezang en de sfeer die er hing. Maar toch klopte er iets niet en ik besloot me er vanaf te keren. Door de beoefening van yoga, kwam er toch weer een besef van goddelijkheid. Het goddelijke zien in alles en iedereen om je heen. Van eenheid en verbinding. Van verwondering over het ontstaan van de aarde en de grootsheid van het heelal. "Heeft dat dan toch iets met een God te maken?"
De kerk bleef mij bezig houden en ik besloot een paar dagen later tijdens de yoga in meditatie deze vraag uit te zetten. Blijkbaar werd ik ergens door geraakt en door middel van samyama-techniek kun je achterhalen wat de betekenis of achtergrond van deze indruk (samskara) is. Het werd een intense belevenis waarbij ik allerlei beelden binnenkreeg. En uiteindelijk de naam Franciscus van Assisi. Na afloop was ik door en door koud en terwijl het kopje thee mij verwarmde, ging ik na wat ik van Franciscus wist. Zijn naam kwam me vaag bekend voor. En jaren geleden hadden wij tijdens onze vakantie het plaatsje Assisi in Italie bezocht.
Franciscus bleek daar in de Middeleeuwen te hebben rond getrokken. Als zwerver in een bruine pij en een touw om zijn middel en op blote voeten. Hij was onterfd door zijn vader, omdat hij zijn roeping had gevolgd en een kerk was gaan bouwen (van zijn geld). Franciscus trok rond en kon praten met de dieren. Hij zag het goddelijke in de natuur om zich heen en stichtte een orde (de Fransiscaner orde) om de arme mensen in de regio te helpen. Aan het einde van zijn leven had hij een ernstige oogziekte, waardoor hij het daglicht niet meer kon verdragen en hij zich terug trok in het donker. Daar schreef hij zijn Zonnelied.
Mijn zoektocht ging verder. De volgende dag pakte ik een boek uit de kast, ter voorbereiding op de les die ik zou geven. Ik sloeg het boek open en zag daar ditzelfde Zonnelied. Het lied dat ik regelmatig had voorgelezen aan de kinderen, maar waarvan ik niet wist dat het van Franciscus van Assisi was. Terwijl ik het las, en nog een keer las, prikten er wat zonnestralen door het raam naar binnen. Ik zag in de vensterbank een roodborstje zitten. Toeval?
Reacties
Een reactie posten